MAASNAWI
ROEMIE
Kom, en luister naar de fluit, wanneer hij vertelt; hij klaagt
over iedere scheiding.
INHOUDSOPGAVE:
KLIK A.U.B. OP UW KEUZE; MET EEN TERUGKLIK BENT U WEER BIJ DE INHOUDSOPGAVE.
De kruidenier en zijn papagaai
De gravin en haar slavin en de ezel
Een samenvatting van de autobiografie van ROEMIE
Mowlana Dzjaalal Al-din Mohammad ben Baaha Al dien Mohammad ben Hossein Baalchi
bekend als ROEMIE, MOLAAWIE is geboren in de lente van het jaar 1153 in de stad Baalch.
(destijds een stad in de provincie Groot Chorasan, Iran en nu ligt het in Oezbekistan)
Hij begon met het traditionele basisonderwijs bij zijn vader Baaha Al-din Mohammad, bekend als Sultan Al Olaama, die een beroemd theoloog en godsdienstmeester was.
Toen hij zes jaar oud was reisde hij met zijn familie naar de stad Neesjaboer.
In Neesjaboer ontmoette hij de destijds grootste dichter Sjeik Farid Al-din Aattar en de Sjeik attendeerde de vader van Roemie op het feit, dat dit kind goed verzorgd moest worden en dat men alle mogelijkheden moest gebruiken voor een goede opvoeding, want " ik lees op zijn voorhoofd dat hij het Mekka zal worden van degenen, die branden van het vuur van de last van het bestaan"
De Sjeik schonk Roemie een exemplaar van zijn boek Aasrar-Nameh (= het boek der geheimen) of Maanteq-al Teer (= de logica van het vliegen) .
Baaha Al-din reisde samen met zijn zoon Roemie verder voor de Mekka bedevaart.
Na de bedevaart-ceremonie reisde hij naar Bagdad en Damascus en naar Konia in klein Azië (= het hedendaagse Turkije).
De toenmalige sultan van klein Azië Aala Al-din Keeqobad van de Saaldzjoeqiden dynastie heette hun zelf welkom.
Baaha Al-din leefde daar met veel eer en respect. Men zegt, dat Roemie toen veertien jaar oud was en zich altijd in wetenschappelijke discussies mengde. De vader overleed in het jaar 1217 en Roemie volgde hem op en gaf colleges in theologie en andere religieuze wetenschappen.
Op zaterdag 12 juli 1222 kwam Sjaams Al-Dien Tabrzi(= de zon des geloofs), een van de grootheden in de kennis der mystiek, in zijn leven, in Konia aan. Op een dag zag hij hoe Roemie begeleid door knechten en leerlingen, op zijn muilezel op weg was naar school. Sjaams volgde hen en mengde zich onder het gehoor van Roemie. Roemie gaf zijn colleges op een landgoed naast een waterpartij. Sjaams luisterde enige tijd naar hetgeen Roemie vertelde. In een moment van stilte nam Sjaams het woord en vroeg: "wat is de bedoeling van al deze moeite, hard werken , zelfpijniging en herhalingen van de wetenschap.
Op het eerste gezicht voelde Roemie zich aan getrokken tot Sjaams en antwoordde:"om het geloof beter te leren kennen." Sjaams zei: "dit is toch alleen maar het uiterlijk." Roemie vroeg:" als dit alleen het uiterlijk is, wat is dan het innerlijk?" "Het innerlijk bevat de feiten."
Toen Roemie om een antwoord in zijn boeken keek nam Sjaams het boek uit Roemies hand en gooide het in het water. Roemie was ontzet en riep:"in dit boek komen de wijsheid van mijn vader en van andere grote geleerden samen en het zal onherroepelijk beschadigd worden." Toen Sjaams zag hoe zeer Roemie van slag was pakte hij het boek uit het water en toonde hem dat het boek totaal niet beschadigd was. Roemie zag het boek en vroeg verbijsterd: "hoe is dat mogelijk, wat is het geheim hiervan?" Sjaams zei: "dit heeft niets met wetenschap te maken maar alles met geestvervoering, waarvan jij niets weet." Toen Sjaams dit verklaard had vervolgde hij zijn weg. Roemie stopte met het geven van colleges en begon met meditatie, samen met Sjaams. De uitgebreide meditatie behelsde onder andere vasten en concentratie op vriendelijkheid en liefde.
De resultaten van die periode zijn te zien in de Qazaliyat aan Sjaams. (= de oden aan Sjaams).
De band tussen Sjaams en Roemie is in de geschiedenis van de liefde der kennis wereldwijd bekend. Hun band begon met Sjaams als de geliefde en Roemie als de verliefde. Roemie ontwikkelde zich in de geborgenheid van Sjaams tot een groot mystisch denker. De leerlingen van Roemie die, nadat hun meester gestopt was met het geven van college, jaloers waren op Sjaams, hebben hem onder leiding van een onwaardige zoon van Roemie vermoord. Door dit zware verlies, was Roemie een periode depressief en uitzinnig van verdriet. In die periode sprak hij met niemand totdat hij een band kreeg met een van zijn leerlingen; zijn naam was Hesam Al-Dien Tsjalbi. Hij blijft echter gewoon doorgaan met het schrijven van oden voor Sjaams.
Op advies van Hesam begon Roemie met het schrijven van zijn boek Maasnaawi. In het jaar 1221. Toen het zesde hoofdstuk daarvan klaar was, stierf Roemie. Hij werd in de stad Konia begraven. Zijn graf is nog steeds een bedevaartplaats voor de bewonderaars van de mystiek.
Uit het boek Maasnaawi
Er was eens een koning die de heerser op Aarde was. Een goed mens tot op de dag des oordeels. Op een dag, dat de koning met zijn hovelingen op jacht was in de velden en de bergen, werd hij met hart en ziel verliefd op een slavin die hij onderweg had gezien. De koning werd de slaaf van die slavin. De vogel van zijn geest en zijn ziel vloog in de kooi van de liefde. De koning betaalde de prijs die men voor haar vroeg en zo werd zij de zijne. Eenmaal de zijne werd ze plotseling ziek.
De koning voelde zich als de mandie een ezel had maar geen zadel. Hij kocht een zadel, maar intussen had een wolf zijn ezel opgevreten. Of de andere man, die een aarden waterkruik had. Toen hij bij de bron kwam om hem te vullen, bleek er een barst in te zitten. Of de man, die tanden had en geen brood. Na jaren hard werken had hij veel brood, maar geen tanden meer.
De koning riep alle geneesheren van de hele wereld in zijn paleis bijeen en zei tegen hen: "deze slavin is mijn leven en jullie moeten mijn leven redden. Wie van jullie mijn geliefde geneest krijgt van mij een schat aan edelstenen." De geneesheren zeiden in koor:"majesteit, ieder van ons is een meester in zijn kunde, ieder van ons is eigenlijk een Messias. Er is geen ziekte waarvoor wij geen geneesmiddel hebben." Maar God had hen in het nauw gebracht, want ze hadden niet gezegd "als het Gods wil is," of "met de gratie Gods." Ze konden de slavin niet genezen. Hoe zij ook hun best deden, er kwam geen verbetering in de situatie van de slavin en zij was broodmager geworden. De ogen van de koning waren bloedrood van het huilen en van verdriet. De slavin had geelzucht. Ze was intens verdrietig en leed aan slapeloosheid.
In zijn teleurstelling over de onmacht van de geneesheren holde de koning blootsvoets naar de moskee. Nadat hij in de moskee aangekomen was ging hij naar het altaar om te bidden. Tijdens zijn gebed huilde hij zo hevig dat het altaar nat werd. Tot rust gekomen zei hij tot God: "oh U bent de ware Koning. Iedereen komt naar U voor geborgenheid. U kent alle geheimen van mijn ziel. U weet alles over mij, de slavin en de geneesheren. Oh, Bron van genade. Ik kom met al mijn fouten om U vergiffenis te vragen." Door het vuur van ‘s konings gebed, ging de deur van Zijn genade open. Uit vermoeidheid en door de sereniteit van de moskee viel de koning in slaap. In zijn droom kwam een eerbiedwaardige oude man tot hem die hem verkondigde: "binnenkort komt er een vreemdeling bij jouw paleis. Hij is een afgezant van God. Deze man is een ervaren geneesheer, de beste in zijn vak. Hij geneest lichaam en ziel, want in zijn geneeswijze is hij een instrument van God." De koning ontwaakte en ging naar zijn paleis. Elke dag wachtte de koning vol ongeduld op de komst van de wijze. Op een dag, de zon kwam in het oosten op, naderde een man het paleis. Men kon onmiddellijk zien dat het een wijs man was. Zijn wijsheid straalde als de volle maan in de nacht. De koning zag dat zijn gebed verhoord was. Deze man was het antwoord op zijn smeekbede.
"Wat er niet is, kun je in je verbeelding zien. Verbeelding heeft geen wezen. In je hoofd leeft een wereld aan verbeelding."
De koning herkende de man omdat hij het licht van God uitstraalde.
"Hij, die er oog voor heeft, kan het licht van God zien. Hij, die er oog voor heeft, kan het Licht overal zien."
In plaats van zijn hovelingen te sturen verwelkomde de koning zelf de lang Verwachte. Toen de koning en zijn gast neerzaten waren zij als oude bekenden zonder dat zij elkaar ooit gezien hadden. De koning was als een dorstende die bij een oase aankwam, die geen fata morgana was. Zij waren als de dorstige en het water en als de smachtende en de wijn. De koning zei: "Eigenlijk ben jij het antwoord op mijn vraag naar liefde en vervulling."
De koning en zijn gast gingen naar de vertrekken van de koning. Urenlang praatten zij, de koning kreeg één voor één antwoord op zijn vragen. Aan het eind van het gesprek kuste de koning de handen van zijn gast en riep uit: "Ik heb mijn schat gevonden, door geduld te oefenen. Geduld is bitter maar heeft zoete en voedzame vruchten."
Na hun kennismaking bracht de koning de goddelijke geneesheer naar het binnenhof waar de slavin op haar ziekbed lag. Nadat de koning verteld had wat de slavin allemaal mankeerde
bekeek de geneesheer haar huidskleur en voelde haar pols. Hij keek in haar nachtspiegel
en luisterde naar haar hartslag. "Door de foutieve behandeling hebben de genezers van een prachtig gebouw een ruïne gemaakt. Want ze waren alleen maar genezers voor het uiterlijk maar ze hadden er geen oog voor dat haar ziekte in het innerlijk zat. Zoals ‘s winters het kachelhout de oorzaak van de geur is die in de kamer hangt, zo heeft de ziekte ook een bron die haar veroorzaakt." Hij begreep dat de ziekte van de slavin niets te maken had met zwarte of gele gal. De geneesheer herkende de bron van haar kwaal, doch zei hierover niets tegen de koning. Hij zag in dat haar hart de oorzaak was van haar bleke huidskleur en haar verdrietige verschijning. Haar lichaam was gezond doch alle kwalen hadden zich in haar hart genesteld.
Als iemand er zo uitziet dan weet men dat zij verliefd is, want er is geen ziekte die liefdespijn overstijgt. De oorsprong van de liefde is uniek en heeft niets te maken met de bronnen waaruit de ziekten ontstaan. De liefde is het astrolabium om de geheimen van God te doorgronden. De liefde van het oosten en het westen zijn hetzelfde. Zij voeren je beiden naar de geliefde. Wij proberen de liefde te verklaren en te beredeneren, maar pas als wij verliefd zijn voelen we wat liefde betekent en dan zullen wij ons schamen voor al ons gebabbel en geredeneer. De mondelinge verklaring mag helder zijn doch de stille liefde is nog helderder. De pen schrijft alles maar als hij bij het woord liefde komt, breekt hij. Als het verhaal bij het woord liefde komt zullen alle pennen breken en al het papier zal scheuren. Het verstand dat probeert om de liefde te verklaren is net zo reddeloos als de ezel die in het moeras wegzakt. De enige uitlegger van de liefde en de geliefde is de Liefde zelf. De zon verklaart de zon, als dit jouw verklaring is wend dan niet je rug naar de zon. Vraag jij schaduw van de zon? Het licht is de schaduw van de zon. Zijn schaduw voert jou mee naar de wereld van sprookjes en legenden.
In het heelal bestaat geen vreemdeling als de zon, zij heeft geen gisteren en geen morgen. De zon leeft als enige terwijl je je in de geest honderden zonnen kunt voorstellen. De zon is de schepster van het element vuur, het belangrijkste van de vier elementen, en vuur is het belangrijkste element van de liefde. Het eigene van de geliefde moet versluierd blijven. Men moet ze leren kennen uit de verhalen over de geliefde. Het mooiste is als anderen goeds over je geliefde vertellen.
De goddelijke geneesheer zei tegen de koning dat hij met de patiënte alleen gelaten moest worden want hij wilde onder vier ogen met haar praten. Toen iedereen het vertrek verlaten had, vroeg de geneesheer zachtjes aan de slavin: "Wat is jouw geboortestad. Want iedere stad heeft zijn eigen geneeswijzen." Terwijl hij haar pols pakte vroeg hij haar of er iemand in haar geboortestad was die haar na lag.
Het is als bij de man die een doorn in zijn voet heeft maar hem niet vinden kan. De doorn verplaatst zich verder in zijn been en hij knarst met zijn tanden om de pijn te verdragen. Als er een doorn in je hart zit dan vertrekt het gezicht van de pijn. Een man plaatste een doorn onder de staart van een ezel. De ezel probeerde voor de pijn weg te lopen en door bokkensprongen van de doorn af te komen. Door zijn wilde springen maakte hij de pijn alleen maar erger, hij had voor- en achterpoten maar hij kon zichzelf niet helpen. Er moest een handige man op de rug van de ezel springen om de doorn te verwijderen.
In het geval van de slavin moest de goddelijke geneesheer de doorn uit haar hart verwijderen. De geneesheer vroeg, terwijl hij de pols van de slavin voelde, "hoor je nog wel eens iets van je vroegere vrienden?" De slavin vertelde de geneesheer welke steden ze had bezocht nadat ze haar geboortestad verlaten had. Ze noemde een aantal steden maar bij de naam Samarkand begon haar hart sneller te kloppen en ze zuchtte diep terwijl de tranen in haar ogen opwelden De geneesheer zei:"vertel eens wat is er in Samarkand gebeurd? Ik merk dat Samarkand een speciale betekenis voor jou heeft." De slavin vertelde: "mijn eigenaar in Samarkand verkocht mij aan een juwelier. Die hield mij zes maanden." Haar hart klopte tijdens het vertellen nog harder dan daarvoor. Het raadsel was voor de geneesheer opgelost. Hij vroeg: "in welke wijk woonde die juwelier?" "In de wijk Qatfa" antwoordde de slavin. De geneesheer zei: "nu weet ik waar jouw kwaal vandaan komt. Ik zal voor jouw genezing wonderen vertonen. Ik zal voor jou doen wat de regen met gras doet. Je hoeft niet bezorgd te zijn want ik zal voor jou zorgen. Ik zal voor jou nog vriendelijker zijn dan honderd vaders. Maar vertel hierover nooit iets aan de koning. Ook al zet hij je onder zware druk hij mag niets hiervan weten. Als je je geheim in je hart verbergt is de kans groter dat je wens in vervulling gaat.
Het is als bij het zaad dat in de aarde verborgen is, onder de aarde kan het uitgroeien echter boven de aarde zou het verdorren. Goud en zilver zijn zo waardevol omdat ze in de aarde verborgen zijn.
De geneesheer vertelde de koning, in algemene bewoordingen wat zijn bevindingen waren. "Wat moeten we doen?" vroeg de koning. "We moeten een afgezant met geschenken van goud en zilver naar de juwelier in Samarkand sturen" zei de geneesheer. "Goud en juwelen betoveren de geest van juweliers waardoor ze niet helder meer kunnen denken. Daarom zal de wijze man verre blijven van goud en juwelen."
De koning volgde de raad van de geneesheer op en stuurde twee gezanten met geschenken naar Samarkand. Eenmaal in Samarkand aangekomen gingen de afgezanten direct naar de juwelier. Zij overhandigden de geschenken aan de juwelier en vertelden hem dat de koning gehoord had van zijn vakmanschap. Hij moest naar de koning komen voor een grote bestelling.
De juwelier aanvaardde met graagte de geschenken, omdat hij gek was op goud en juwelen. Hij verliet vrouw en kinderen en zijn stad en volgde de gezanten. Hij wist echter niet dat de koning van plan was om hem uit de weg te ruimen. Door de geschenken aan te nemen had hij zijn lot bezegeld. Op zijn Arabische paard reed hij zijn dood tegemoet. Hij fantaseerde de hele weg dat hij na het maken van de bestelling, misschien wel de eerste juwelier van het hof zou worden. Hij zou dan nog rijker worden dan hij nu al was. Zo was hij bezig met zijn dagdromen, maar hij wist niet dat de Engel des Doods al op hem wachtte. Na zijn aankomst werd hij voor de koning geleid, deze heette hem welkom en nam hem mee naar de schatkamer. Daar vertelde de koning de juwelier, dat hij een gordel, een halsband, een armband en een enkelband wilde hebben. Alles moest met elkaar in harmonie zijn zodat het een geheel vormde. Hij kon vrijelijk beschikken over het goud en de juwelen om zijn werk te doen. De juwelier nam wat hij nodig had en ging in een voor hem ingerichte werkplaats aan de slag. De koning nam de geneesheer mee en toonde hem de juwelier. "Kijk", zei hij, " dit is de man waarop de slavin verliefd is." De geneesheer zei de koning dat de slavin en de juwelier samen gebracht moesten worden. Want in gezelschap van de juwelier zou de slavin beter worden, zijn aanwezigheid zou als medicijn voor haar zijn. Vele maanden waren zij samen en terwijl de juwelier aan de opdracht werkte bloeide de slavin op. Na zes maanden was de slavin genezen naar lichaam en ziel. De geneesheer bereidde een vergif en mengde dit in een drank. ‘s Avonds dronk de juwelier toen hij in het gezelschap was van de koning en de geneesheer van de drank. Vervolgens begaf hij zich naar de slavin, daar aan gekomen merkte hij na enige tijd dat hij zich niet zo goed voelde. Zijn gezicht werd langzaam geel, hij kreeg buikpijn en pijn in zijn ledematen. Hij werd koud.
Liefde moet echt zijn. Valse liefde is geen liefde maar een schande.
De liefde van de juwelier voor de slavin was niet echt, dus een schande. Terwijl de levensgeest aan de juwelier ontvlood, zei hij tegen de slavin, bij wie de tranen als twee rivieren uit de ogen stroomden: "De koning was dodelijk jaloers op mij. Ik ben als de pauw die gedood word om de prachtige veren. Ik ben als de gazelle die door de jager gedood word, enkel en alleen om de muskus uit zijn navel. Ik ben als de vos die gedood wordt om de pracht van zijn huid. Ik ben als de olifant die gedood wordt om het ivoor van zijn tanden. Degene die mij gedood heeft moet niet vergeten dat mijn bloed over hem komen zal. Vandaag ben ik aan de beurt doch morgen zal hij in mijn plaats zijn.
Het is als de schaduw die de muur probeert te ontvluchten, altijd zal de schaduw naar de muur terug keren. Het bestaan is als een berg, onze daden sturen wij als geluiden naar de berg en zij komen als echo’s terug.
Na deze verklaring stierf de juwelier en de slavin was voor eeuwig ven hem verlost.
De doden kennen de liefde niet, want zij zijn de weg naar ons kwijt. De liefde der levenden is als pas ontloken bloesem in hart en ziel. Richt je liefde op de levenden want hun liefde is als wijn voor jouw dorst. Door de liefde hadden de winkels van de profeten veel klanten. Dus kies voor de liefde en zeg niet:" in het hof der liefde is geen plaats voor mij." Want aan het hof van de genadige koningin Liefde is plaats voor iedereen.
De goddelijke geneesheer veroorzaakte de dood van de juwelier niet uit hoop of angst, noch ten bate van de koning, maar in opdracht van God.
Hij zette het mes op de keel van zijn zoon, zoals men een zeis op het gras zet. De mensen begrepen zijn daad niet maar zij wisten niet dat hij de opdracht van God volvoerde. Abraham zette glimlachend zijn mes op de keel van Ismaël, om de opdracht, hem door God gegeven, tot een goed einde te brengen. Daardoor bleef Ismaël gespaard en kon Abraham zijn beproeving voltooien.
De koning wilde de dood van de juwelier niet ter bevrediging van zijn eigen verlangens. Je moet niet kijken naar het uiterlijk van het verhaal doch naar het innerlijk. Deze gruwelijke daad werd uitgevoerd om het onderscheid aan te tonen tussen de zuivere liefde van de koning en de onzuivere liefde van de juwelier. Zonder de opdracht van God was de koning niet in staat om een daad te volvoeren die slecht leek doch goed was.
Toen Elias zijn boot tot zinken bracht, begreep Mozes de goede bedoeling niet. Het is een rode roos en je moet er geen bloed in zien. Hij is dronken van wijsheid je moet hem niet gek verklaren. Een echte koning wordt door God benoemd en daarom worden zijn daden ook door Hem bestuurd. De liefde neemt de helft van je leven in beslag maar daarvoor in de plaats krijg je honderd zielen terug. Jij kijkt naar de dingen met je menselijke ogen en daarbij zie je niet dat zich achter jouw beeld nog een hele wereld waaroms bevindt.
Zo komt het verhaal van de koning en de slavin tot een einde.
De kruidenier en zijn papagaai
Er was een kruidenier die een papagaai had, de papagaai was welsprekend en groen van kleur. De papagaai paste ook op de winkel en bij afwezigheid van zijn baas hielp hij ook de klanten. Hij sprak de mensentaal zowel als de papagaaientaal. Op een dag toen de baas wel thuis was maar niet in de winkel paste de papagaai zoals gewoonlijk op de winkel. Toen gebeurde het dat de kat van de buren achter een muis aanzat. In het vuur van de jacht achtervolgde de kat de muis tot in de winkel en joeg hem aan de achterkant er weer uit. In zijn angst vloog de papagaai op en fladderde door de winkel bij al dit wilde gedoe sloeg hij twee flessen kostbare amandelolie van het schap. Ze vielen op de grond en spatten daar uiteen waardoor de olie alle kanten opvloog en alles bespat werden. De kruiden zoals saffraan, majoraan, curry en kaneel werden allemaal met olie besmeurd. Toen de kruidenier in de winkel kwam en de ravage overzag werd hij zo kwaad dat hij de papagaai de veren uit de kop trok. Vanaf dat moment sprak de papagaai geen woord meer. Tot rust gekomen kreeg de kruidenier spijt van hardhandige optreden en verweet zichzelf dat hij zijn beste hulp woordeloos had gemaakt. Hij trok zichzelf aan zijn baard en zei:"deze handen horen gebroken te worden." Vanaf die dag gaf de kruidenier aan welke derwisj of bedelaar dan ook een aalmoes. Daarbij deed hij het dringende verzoek om voor zijn vogel te bidden opdat het dier zijn spraak weer terug zou krijgen. Elke dag zat de kruidenier tegen de papagaai te praten en verhalen te vertellen en te gesticuleren om het beest weer aan de praat te krijgen. Maar helaas de papagaai zei geen woord terug. De dagen reiden zich aaneen en de papagaai sprak nog altijd niet, zo zaten de vogel en zijn baas bij elkaar tot er op straat een zwerver langskwam met een hoofd zo kaal als een ei. Zodra de papagaai de kale kop zag begon hij hardop in zichzelf te praten: " je had toch geen schuld eraan dat die flessen gevallen zijn en toch behoor je nu tot de groep der kalen."
Toen de klanten de papagaai deze vergelijking hoorden maken moesten ze allen lachen om het gevoel voor humor van het beest. De kruidenier was zo blij dat hij de papagaai hoorde praten dat hij op zijn knieën viel en God dankte voor dit wonder. Vanaf die dag sprak de papagaai weer als voorheen.
Een edelman had een dochter, betoverend van gestalte en schoon van gelaat. Toen de dochter volwassen was moest zij, zoals de traditie dat wil, trouwen. Immers als een honingmeloen rijp is dan moet zij geplukt worden. Doch geen van de kandidaten was van hoge adel. Omdat de vader bang was dat het te lang zou duren voordat er een geschikte kandidaat zou zijn, nam hij zich voor om akkoord te gaan met de eerste de beste die zich meldde. De eerste de beste was echter een arme boerenzoon uit een veraf gelegen dorp. Vlak voor de eerste huwelijksnacht nam de vader zijn dochter apart en zei tegen haar: " lieve dochter, ik wil je een goede raad geven. Zorg er voor dat je van deze boer geen kind krijgt. Want hij zal weggaan en jou hier met je kind achterlaten. Dan zul je je dagen in kommer moeten slijten, want jij bent van hoge adel en hij is maar een gewone boer van lage komaf. Je zult nooit meer van zijn naam afkomen." De dochter antwoordde: " zo zij het, ik zal Uw raad niet vergeten." Elke keer als de vader zijn dochter zag vroeg hij haar:" je bent toch niet zwanger? " En elke keer antwoordde de dochter: " nee Pappa, ik ben niet zwanger, bovendien ben jij de beste raadgever ter wereld. Jouw raad zou ik nooit in de wind slaan." De aarde was vruchtbaar en verlangend om nieuw zaad tot leven te brengen. Bovendien waren het twee gezonde jonge mensen. Dus ze was wel in verwachting geraakt, aanvankelijk probeerde ze het te verbergen, om niet de toorn van haar vader op te wekken. Maar na zes maanden liet het zich niet meer verbergen. De vader werd kwaad toen hij zag dat zijn dochter een dikke buik had en schreeuwde:" heb jij toch mijn raad in de wind geslagen." De dochter zei: "pappa, hoe kun je verwachten, dat ik ‘s nachts in de beslotenheid van onze slaapkamer, een jonge man bij me vandaan kan houden. Bovendien, het oude zegswijze zegt, een jonge man en een jonge vrouw zijn als katoen en vuur, de vlam is zo over geslagen." De vader zei: " ik heb nooit gezegd, dat je je man niet mocht ontvangen, maar je moest zijn zaad verre van je houden. Voordat hij zijn orgasme bereikte had je moeten zorgen dat je afstand had genomen." "Maar Pappa" zei de dochter " hoe moest ik weten dat hij zover was?" "Als je ziet dat hij van genot zijn ogen half sluit, dan weet je dat het moment daar is." "Pappa, ik kon het niet zien want toen zijn ogen haf dicht waren, was ik blind."
De gravin en haar slavin en de ezel
Luister goed naar wat de slavin deed met de ezel van de gravin. Er was eens een slavin die lekker vrijde met de ezel van haar gravin. De ezel had in de loop der tijd geleerd om de liefde te bedrijven zoals mensen dat doen. Er werd een pompoen met twee gaten gebruikt Deze werd over het gereedschap van de ezel geschoven tot de gewenste maat was bereikt. Had de slavin deze kunstgreep niet gebruikt en alles in de originele maten gelaten dan zouden haar darmen haar maag en haar hart van hun plaats geschoven worden.
De gravin verwonderde zich erover dat haar ezel zo mager werd als een mier. Zij vroeg aan de hoefsmid wat de oorzaak van die magerte kon zijn. De hoefsmid kon echter geen klaarheid verschaffen en de ezel beheerste de mensentaal niet. Het probleem van de magere ezel liet de gravin niet los, op zoek naar het antwoord keek zij door een gaatje in de stal. Daar zag zij hoe de slavin een feestbanket had aangericht met lekkere hapjes voor zichzelf en met wortelen en komkommers voor de ezel. Zij zag dat de slavin onder de ezel lag en de ezel zich op en neer bewoog zoals een man die doet. De slavin genoot er zichtbaar van. De gravin dit aanschouwende zei bij zichzelf, vol jaloezie, de ezel is mijn eigendom, dus als er iemand genieten moet dan ben ik dat. De gravin ging een paar stappen terug en deed of ze net aan kwam lopen, ze riep de naam van de slavin. "Hoeveel werk heb je nog om de stal aan te vegen, ik kom eraan om je wat te zeggen Toen de slavin dit hoorde veegde ze snel de wortels en alle andere lekkernijen aan de kant, en ze zorgde er natuurlijk voor dat de pompoen niet meer te zien was. De slavin deed de deur open en de gravin zag dat zij een veger in haar hand had en dacht bij zichzelf:"bijdehandje je hebt je zaken goed voor elkaar." Ze zag dat de ezel nog een half stijve piemel had en kwaad naar de slavin stond te kijken. De gravin zag dit alles maar zei er niets over. Wat ze wel zei was:" meisje pak je sluier en ga naar dat dorp en zeg die mevrouw dit en dat en kom dan terug, wetende dat de slavin de hele dag weg zou zijn. De gravin was behoorlijk opgewonden. Zij maakte in allerijl een schaal met lekkernijen klaar. Stak een paar kaarsen aan en spoedde zich naar de stal. Onder de druk van haar lust naar de ezel waren haar ogen en haar verstand zodanig verblind, zodat de ezel voor haar veranderd was in de schone Jozef uit Kanaän. De drollen van de ezel waren voor haar veranderd in suikergoed en dadels. De gravin plaatste een bankje onder de ezel en ging daar met gespreide benen op liggen terwijl de lust haar bijna verbrandde. De ezel wist door jarenlange oefening wat er van hem verwacht werd. , en zette zijn instrument in de daar voor aangewezen plaats. Hij liet zijn apparaat naar binnen glijden tot hij niet meer verder kon. Door zijn kolossaliteit verbrandde hij haar ingewanden haar maag en haar hart, het bankje viel de ene kant op en de gravin viel levenloos naar de andere kant.
Toen de slavin ‘s avonds thuis kwam ging zij naar de stal waar zij ontzielde lichaam van haar meesteres zag. Zij schudde haar hoofd en zuchtte:" je hebt wel de heerlijke grote, zoete lul van de ezel gezien maar niet de pompoen!"
Er was eens een vrouw die met haar minnaar wilde vrijen in aanwezigheid van haar man. Ze bedacht een plan en zei tegen haar man:"zullen we naar de boomgaard gaan om appels en peren te plukken." Haar man vond dat wel een goed idee. In de boomgaard aangekomen zou de vrouw in de boom klimmen en schudden zodat de vruchten uit de boom zouden vallen. Zo gezegd zo gedaan. Opeens riep de vrouw: "wie is die grote man door wie jij je laat bespringen. Jij gedraagt je onder hem als een vouw die van een vrijpartij geniet. De man antwoordde:"vrouw ben je misschien duizelig geworden van de hoogte. Hier is niemand behalve ik." Maar de vrouw bleef herhalen dat hij zich liet pakken door een andere man. Teneinde raad riep de man:"kom naar beneden stom wijf ben je helemaal gek geworden. Ik klim zelf wel in die boom." De vrouw kwam naar beneden, toen de man in de boom klom , deed zij haar broek naar beneden en riep haar minnaar die zich in de bosjes verstopt had. en begon met hem te vrijen. Inmiddels was de man boven in de boom aangekomen en zag naar beneden kijkend dat zijn vrouw zich aan het liefdesspel overgaf. Kwaad riep hij naar onderen :"wat doe je met die man daarboven op jou." "Welke man" riep de vrouw terug," hier is toch helemaal niemand behalve ik." "Ik zie hem toch met mijn eigen ogen, die vent daar, die jou ligt te wippen, die gespierde idioot met zijn lange haar en baard." "Ach " schreeuwde de vrouw,"je bent net als ik daarnet duizelig geworden door de hoogte, of deze boom betoverd ons. Kom naar beneden om je ervan te overtuigen dat hier niemand is behalve ik." De man begon naar beneden te klimmen, de vrouw stuurde haar minnaar weg en fatsoeneerde zich. De man kwam beneden en zag inderdaad alleen zijn vrouw en zei:"je hebt gelijk vrouw, hier is echt niemand, dus ik klim maar weer naar boven."
Geestigheid is de beste manier om een les te leren . Bij een grap moet je niet kijken naar het uiterlijk maar naar hetgeen erachter steekt. Bij mensen met gevoel voor humor is alles een grap, voor de ernstige serieuze mens bestaan geen grappen.